Schriftelijke vragen: Nationale Kraanwaterdag
Artikel 39 vragen Partij voor de Dieren over kwaliteit oppervlaktewater
Toelichting bij de vraag
Vandaag, 27 september, de dag van het kraanwater, vragen alle waterschapsfracties en enkele provinciale statenfracties van de Partij voor de Dieren aandacht voor een immens probleem: de kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland, bron van drink- en zwemwater voor mens en dier. Nederland bungelt in Europa onderaan waar het gaat om het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Wij stellen deze vragen onder andere naar aanleiding van de uitzending van Focus – Drinkwater onder druk, waarin dit probleem glashelder uiteen wordt gezet. Wij vervuilen ons oppervlaktewater zelf, met meststoffen, restanten van bestrijdingsmiddelen, nieuwe stoffen, zoals PFAS en microplastics, en stoffen die vrijkomen bij de productie en het gebruik van geneesmiddelen en cosmetica. Een nog grotere uitdaging vormen de nieuwe stoffen waar nog geen analysemateriaal voor is, en transformatieve stoffen die, als zij in contact met andere stoffen komen, giftig kunnen worden. In tijden van droogte verslechtert de kwaliteit van het water verder, doordat het percentage vervuiling toeneemt. En vergeet niet, mensen drinken gezuiverd drinkwater; dieren leven in dit vervuilde water.
Provincies en waterschappen staan veelal toe dat deze lozingen op het oppervlaktewater worden gedaan, omdat ze binnen bepaalde grenzen vallen en veilig genoeg zijn bevonden. Daarnaast zijn van nieuwe stoffen de effecten veelal nog onbekend en zijn er nog geen normen voor. De Raad voor de Leefomgeving1 en Infrastructuur (Rli) constateert dat provincies, waterschappen en gemeenten nog nauwelijks invulling geven aan hun wettelijke zorgplicht voor de bescherming van drinkwaterbronnen.
De Partij voor de Dieren staat voor bronaanpak: gebruik van giftige middelen tegengaan en in ieder geval lozing op het water voorkomen. Zoals ook blijkt uit vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat op de kabinetsreactie op het Rli-advies en de nadere invulling van het KRW-impulsprogramma2 ontbreekt op dit moment het totaaloverzicht van het aantal lozingen op oppervlaktewater, van welke stoffen en waar.
De Partij voor de Dieren zet haar bijna landelijke dekking in Waterschappen en Provincies in om een overzicht van het geheel aan lozingen op het oppervlaktewater boven tafel te krijgen, evenals visie en voorbereiding op toetsingsprocedures.
Sommige vragen in onderstaand overzicht zijn voorzien van een nummerverwijzing aan het einde. Deze nummers verwijzen naar de vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat over de kabinetsreactie op het Rli-advies over de KRW en de nadere invulling van het KRW-impulsprogramma.
1 https://www.rli.nl/archief/adv...; formulering overgenomen uit vraag 55 vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
2 Kamerstuk 27625, nr. 635, https://app.1848.nl/document/o...
3 Kamerstuk 27625, nr. 635, https://app.1848.nl/document/o...
Toetsing en handhavingsbeleid vergunningen voor lozing op oppervlaktewater
Vraag 1
In welke gevallen dient een aanvraag voor vergunning op het oppervlaktewater ingediend te worden bij een waterschap en in welke gevallen bij een provincie?
Antwoord 1
Voor het lozen van stoffen op een oppervlaktewaterlichaam (directe lozing) is een vergunning nodig van de waterbeheerder:
• Voor directe lozingen op het hoofdwatersysteem is dat Rijkswaterstaat
• Voor de directe lozingen op de regionale wateren het waterschap
De provincie is geen waterkwaliteitsbeheerder voor oppervlaktewater.
Vraag 2
Hoe delen waterschappen en provincies informatie over verleende vergunningen voor lozing op oppervlaktewater met elkaar?
Antwoord 2
Lozingsvergunningen worden gepubliceerd in officiële bekendmakingen. Vergunningen worden momenteel niet standaard of landelijk systematisch uitgewisseld tussen overheidsdiensten. Dit is wettelijk niet vereist, dus dit zal afhangen van de lokale afspraken die daarover tussen diensten zijn gemaakt. Op verzoek kan een vergunning beschikbaar worden gesteld aan de provincie.
Binnen Pijler 3 van het IBP VTH wordt gewerkt aan een betere informatievoorziening en uitwisseling van gegevens waaronder lozingsvergunningen tussen alle VTH-partners.
Vraag 3
Zijn alle vereisten van de KRW reeds verwerkt in beleid van waterschap Vallei en Veluwe? (staat in relatie tot vraag 32)
Antwoord 3
Ja, bij het verlenen van een watervergunning voor het lozen van stoffen op een oppervlaktewaterlichaam wordt getoetst aan de vereisten van de KRW.
Vraag 4
Op welke nationale wetgeving toetst u?
Antwoord 4
Aanvragen voor het lozen van stoffen op oppervlaktewateren worden getoetst aan:
• Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
• Het activiteitenbesluit
• De IPPC-richtlijn – Richtlijn industriële emissies (grotere industriële bedrijven)
• Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (BARIM)
• De Kaderrichtlijn Water
• Het Nationaal Water Programma 2022-2027
• Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027 (waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe)
Vraag 5
Bij het in werking treden van de Omgevingswet worden sommige vergunningen voor het lozen van chemische stoffen gedecentraliseerd naar de waterschapsverordening. Bent u hierop voorbereid?
Antwoord 5
Ja, we zijn hierop voorbereid. De algemene regels die stonden in het Activiteitenbesluit en het Besluit Lozen Buiten Inrichtingen worden via de zogenaamde bruidsschat overgeheveld naar de waterschapsverordening (invoeringsbesluit omgevingswet).
Vraag 6
Welk beleid heeft u vastgesteld over vergunningverlening aangaande zeer zorgwekkende stoffen (zzs) - stoffen die zowel toxisch zijn als slecht afbreken - en het meten hiervan?
Antwoord 6
We ondersteunen het landelijke ZZS beleid dat is gericht op minimalisatie door bronaanpak, reductiemaatregelen en continu verbeteren. Daarnaast zetten we in op Europese verboden en strenge toelatingseisen voor stoffen die aantoonbaar schadelijk zijn voor mens en milieu. Indien ZZS stoffen aanwezig zijn, gaan wij in de vergunning een voorschrift opnemen waarin een vermijdings- en reductieprogramma is voorgeschreven. Met de invoering van de Omgevingswet is dit vermijdings- en reductieprogramma een wettelijke verplichting. Ook wordt er nauw samengewerkt met andere overheden om meer kennis te krijgen over ZZS en handelingsperspectieven.
Vraag 7
Hoe ziet de handhaving van lozing zonder vergunning of melding eruit? (vraag 22)
Antwoord 7
In het geval er een lozing op oppervlaktewater wordt geconstateerd waarvoor geen wettelijke basis ligt, wordt bekeken of deze gelegaliseerd kan worden.
In het geval een lozing kan worden gelegaliseerd zal het bedrijf een aanvraag of melding moeten indienen zodat de lozing wordt gereguleerd.
Kan een lozing slechts onder zeer strikte voorwaarden en voorschriften worden gereguleerd dan zullen direct maatregelen worden gevraagd totdat deze is gereguleerd met een melding of vergunning. Kan een lozing niet worden gelegaliseerd dan zal worden verzocht de lozing te beëindigen. Wordt aan één van deze verzoeken niet voldaan dan wordt op de onvergunde situatie actief gehandhaafd. Voor Toezicht en Handhavingsinformatie is het instrument “Inspectieview” om gegevens uit te wisselen tussen diensten, waar ook een aantal waterschappen gebruik van maken.
Vraag 8
Wordt er bij het handhaven ook gekeken naar of boetes passend zijn bij de omzet van de beboete bedrijven? (staat in relatie tot vraag 24)
Antwoord 8
Bij handhaving in de vorm van strafrecht bepaalt het OM de hoogte van de boete. Bij bestuursrechtelijke handhaving is de omzet van een bedrijf geen wegingsfactor.
Afgegeven vergunningen
Vraag 9
Hoeveel vergunningen voor lozing op het oppervlaktewater zijn de afgelopen 5 jaar door u afgegeven?
Antwoord 9
Er zijn afgelopen vijf jaar 13 vergunningen verleend voor het lozen op oppervlaktewater. Dit zijn voornamelijk lozingen van ontwikkelwater en spoelwater van open bodemenergiesystemen.
Vraag 10
Hoeveel van deze vergunningen bevatten zeer zorgwekkende stoffen (zzs)? Welke dossiernummers betreft het?
Antwoord 10
Bij al deze vergunde lozingen is aanwezigheid van ZZS niet aan de orde. Het betreft hoofdzakelijk lozing van niet verontreinigd grondwater, welke vrijkomt bij het ontwikkelen van bronnen voor drinkwaterwinnen en open bodemenergiesystemen.
Vraag 11
Op welke locaties van effluentlozingen - lozingen van het gezuiverde afvalwater dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie verlaat – en wanneer werden zeer zorgwekkende stoffen gemeten?
Welke dossiernummers betreft het?
Antwoord 11
Waterschap Vallei en Veluwe heeft 16 Rioolwaterzuiveringen in beheer. Een lozing vanuit een RWZI op oppervlaktewater is geregeld in het Activiteitenbesluit (algemene regels). Met betrekking tot het meten en monitoren van ZZS in effluent zijn er geen eisen gesteld in het Activiteitenbesluit. Meten en monitoren van effluent is met name gericht op nutriënten (stikstof en fosfaat). Aanvullend vindt beperkt monitoring plaatsvindt op emissies (bijvoorbeeld metalen).
Vraag 12
Hoeveel vergunningen zijn in de afgelopen 5 jaar afgegeven waarbij de risicogrenzen voor perfluoralkyl-stoffen (PFAS) in het oppervlaktewater zijn overschreden, wanneer de risicogrenzen met terugwerkende kracht worden toegepast? Welke dossiernummers betreft het?
Antwoord 12
Wij hebben geen vergunningen verleend voor (complexe) chemische bedrijven die direct lozen op oppervlaktewater. Bedrijven lozen veelal op het gemeenteriool (indirecte lozing naar de rioolwaterzuivering). Voor indirecte lozingen is de gemeente het bevoegde gezag. Het waterschap is voor deze lozingen wettelijk adviseur.
We hebben de afgelopen vijf jaar met name vergunningen verleend voor lozingen op oppervlaktewater waarbij de kwaliteit van het afvalwater vergelijkbaar is met grondwater. Het gaat dan om lozingen van afvalwater dat ontstaat bij het ontwikkelen en onderhouden van bronnen (open bodemenergiesystemen en drinkwaterwinning). De concentratie PFAS die wordt geloosd is dan niet groter dan de concentratie PFAS in het grondwater.
Vraag 13
In welke omvang werd boven de risicogrenzen voor PFAS geloosd?
Antwoord 13
Niet van toepassing
Vraag 14
Hoeveel van deze vergunningen waarbij de risicogrenzen voor PFAS werden overschreden zijn afgegeven voor lozing binnen 10 kilometer van een drinkwaterwingebied? Welke dossiernummers betreft het?
Antwoord 14
Niet van toepassing
Vraag 15
Hoeveel vergunningen zijn in de afgelopen 5 jaar afgegeven waarbij de wettelijke eisen aan drinkwater, zoals vastgelegd in het Drinkwaterbesluit, werden overschreden? Welke dossiernummers betreft het?
Antwoord 15
Niet van toepassing.
Opgemerkt wordt dat de Immissietoets al rekening houdt met innamepunten van drinkwaterbedrijven.
Vraag 16
In welke omvang werd boven de drinkwaternorm geloosd?
Antwoord 16
Niet van toepassing
Vraag 17
Hoeveel van deze vergunningen waarbij de drinkwaternorm werd overschreden zijn afgegeven voor lozing binnen 10 kilometer van een drinkwaterwingebied? Welke dossiernummers betreft het?
Antwoord 17
Niet van toepassing
Vraag 18
Zijn alle afgegeven lozingsvergunningen opgenomen in een door het Rijk doorzoekbare database?
Antwoord 18
Naast dat er geen landelijke database bestaat voor lozingsvergunningen, is er ook (nog) geen centrale ZZS-emissiedatabase voor lozingen op oppervlaktewater. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, zullen ook ZZS-emissies op water door bedrijven moeten worden geregistreerd in de zogenaamde landelijke ZZS-emissiedatabase.
Zicht op meststoffen
Vraag 19
In welke omvang en variatie komen binnen waterschap Vallei en Veluwe meststoffen in het oppervlaktewater terecht? (onderdeel van vraag 25)
Antwoord 19
In elk stroomgebied/watersysteem binnen ons waterschap Vallei en Veluwe komen meststoffen, zijnde voedingsstoffen stikstof en fosfaat voor. De belangrijkste routes zijn:
• uit- en afspoeling vanuit landbouw- en natuurpercelen
• atmosferische depositie
• kwel
• lozing van gezuiverd afvalwater uit rioolwaterzuiveringen
• ongezuiverd rioolwater vanuit overstorten in de gemeentelijke riolering
• actuele bemesting
• historische bemesting (opgeladen bodems)
• afbraak in natuurlijke bodemprocessen De verhouding in omvang van deze bronnen verschilt per waterlichaam.
Vraag 20
Hoe beoordeelt u de schadelijkheid hiervan in verhouding tot bijvoorbeeld lozingen van fosfaatrijke stoffen door industriële bedrijven? (vraag 25)
Antwoord 20
De schadelijkheid van een stof wordt niet bepaald door de bron. Andere factoren, als toxiciteit, mobiliteit en interactie met andere stoffen bv zijn belangrijker in het bepalen van schadelijkheid. De stof fosfor is daarmee niet schadelijker als de bron ervan industrie is of een rwzi i.p.v.
meststoffen.
• Er zijn bedrijven in ons beheergebied die afvalwater lozen waarin fosfaat aanwezig is. Het zijn bedrijven zoals mestverwerkers, slachterijen en bedrijven ten behoeve van de productie van levensmiddelen. Deze bedrijven lozen via het gemeenteriool naar de rioolwaterzuivering.
• Er zijn geen industriële bedrijven die grote hoeveelheden fosfaatrijk water direct lozen op oppervlaktewater.
• Het afvalwater van deze bedrijven wordt veelal voorafgaand aan lozing op het riool via voorzuivering behandeld. Bij het verlenen van vergunningen aan deze bedrijven wordt getoetst of Best Beschikbare Technieken worden toegepast. Ook wordt getoetst of de rioolwaterzuivering voldoende capaciteit heeft en het afvalwater doelmatig kan verwerken.
Vraag 21
Met hoeveel procent zou het aantal landbouwdieren verminderd moeten worden om het oppervlaktewater binnen de normen te brengen? (gebaseerd op vraag 35)
Antwoord 21
Het gaat bij het aandeel van de belasting met voedingsstoffen door de landbouw niet om het aantal landbouwdieren maar om de emissie van N en P naar de bodem, het grond- en oppervlaktewater. Het waterschap gaat niet over de omvang van de veestapel, maar over waterkwaliteit.
Visie
Vraag 22
Bent u het eens met de opmerking van de Rli dat alles op alles gezet moet worden om de KRW- doelen in 2027 te halen, mede omdat het weinig kansrijk is voor Nederland om een beroep te doen op de uitzonderingsbepalingen die de KRW kent in gevallen waar maatregelen wel zijn genomen, maar het doel in 2027 nog niet is bereikt? Waarom wel of waarom niet? (vraag 42)
Antwoord 22
Uiteraard is de inzet om de KRW-doelen zo veel mogelijk te behalen. Waterschappen zijn daarbij mede afhankelijk van andere actoren en generiek beleid. De uitzonderingsbepalingen in de KRW zijn
er echter niet voor niets en, mits goed onderbouwd, kunnen die juridisch ingezet worden.
Vraag 23
Hoe gaat u voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning realiseren, door onder andere in de ruimtelijke ordening beter rekening te houden met de zorg voor voldoende drinkwaterbronnen van goede kwaliteit die ook bruikbaar zijn, waar de Rli voor pleit? (vraag 36)
Antwoord 23
Deze vraag ligt op het terrein van de provincie.
Vraag 24
Bent u het eens met onze visie dat het voorzorgsbeginsel altijd in acht genomen zou moeten worden?
Antwoord 24
De Kaderrichtlijn Water maakt onderdeel uit van het gemeenschappelijk Europees milieubeleid. In de overwegingen van de richtlijn is dat als volgt verwoord: “Zoals in artikel 174 van het Verdrag wordt bepaald, draagt het beleid van de Gemeenschap op milieugebied bij tot het nastreven van de doelstellingen van behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu alsmede van een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Het berust op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.”
Interessant voor jou
Motie: preventieve maatregelen bevers (ingetrokken)
Lees verderMotie: diervriendelijke vangmethoden (aangenomen)
Lees verder